De rechtbank Den-Haag heeft geoordeeld dat het college van burgemeesters en wethouders van Den Haag ten onrechte een omgevingsvergunning voor een speelautomatenhal afgewezen, doordat het besluit onvoldoende is gemotiveerd. Daarnaast is het beroep op het vertrouwensbeginsel geslaagd. Het bestreden besluit is vernietigd.
De zaak
- De partijen in deze zaak zijn: persoon waarvan naam onbekend (eiser 1) en Hommerson Sportland 2000 BV (eiseres 2) tegen het college van burgemeesters en wethouders van Den Haag (verweerder);
- Verzoek in deze zaak: in deze zaak beoordeelt de rechtbank de beroepen, het schenden van het motiverings- en vertrouwensbeginsel, van eisers tegen de weigering van het college om eiseres 2 een omgevingsvergunning te verlenen voor de locatie.
- De uitspraak in deze zaak: de rechter heeft geoordeeld, dat alle beroepen gegrond zijn, omdat het besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel en vertrouwensbeginsel. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
- De kosten: het college dient de griffie- en proceskosten van eisers te vergoeden. Deze vergoeding bedraagt €1.6.74,-.
Eiseres 2 exploiteerde een speelautomatenhal in de gemeente Den Haag. Doordat de Verordening op de kansspelen van de gemeente Den Haag in 2017 is aangepast, had dit tot gevolg dat de aangewezen gebieden wijzigden. De locatie Scheveningen werd verruimd met onder andere het Havengebied. Daarmee werd voor eiseres 2 de mogelijkheid gecreëerd om haar bestaande speelautomatenhal te verplaatsen naar de Scheveningse Haven. Achtergrond was de wens tot herontwikkeling van de Noordboulevard en Vitalizee-locatie vanuit de gemeente.
Op 26 juni 2020 heeft eiseres 2 een aanvraag bij de gemeente ingediend om een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een kantoorruimte in een speelautomatenhal, het aanpassen van de gevels, het aanbrengen van handelsreclame en het realiseren van constructieve doorbraken ingediend. Op 12 oktober 2020 heeft de gemeente een motie aangenomen die strekt tot het niet afgeven van omgevingsvergunningen voor een speelautomatenhal op de locatie van eiseres 2. De motie moet ervoor zorgen dat er geen niet-haven gebonden activiteiten in de haven worden gerealiseerd. Hierdoor werd het besluit afgewezen.
De rechtmatigheid van het besluit
Nu gebeurt het vaker dat een motie als deze wordt aangenomen, nadat iemand een aanvraag heeft ingediend. Dat is dus niet iets nieuws, maar in deze zaak spelen er twee belangrijke zaken mee: het schenden van het motiverings- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank dient te oordelen of het besluit wel rechtmatig is. Allereerst is het bij deze besluiten van belang dat je belanghebbende bent. In deze zaak is eiser 1 dit omdat er sprake is van voldoende eigen belang. Eiseres 2 is belanghebbende omdat zij aanvraagster is van de omgevingsvergunning.
Eisers voeren aan dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Een besluit rust op een draagkrachtige motivering. De motivering moet het besluit dragen en moet het besluit kunnen verklaren. De feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn. De stukken waarnaar verwezen is door het college in het kader van de afwijzing bevatten geen planologisch beleid. Zij betogen dat het aangevraagde gebruik ruimtelijk aanvaardbaar is, hetgeen in algemene zin reeds volgt uit de kaart behorende bij de Verordening. De locatie waar de aanvraag op ziet ligt in het daarop aangewezen gebied. De verplaatsing van de locatie aan de Scheveningse Boulevard naar de locatie kwam nota bene voort uit een initiatief van de gemeenteraad.
Eiseres 2 doet daarnaast een beroep op het vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de burger erop moet kunnen vertrouwen, dat een bepaalde toezegging van een bestuursorgaan ook nagekomen wordt of een wettelijke bepaling wordt nageleefd. Er is voor de locatie een kansspelvergunning verleend. Er zijn eerdere toezeggingen gedaan door de toenmalig verantwoordelijke wethouder Revis en afspraken gemaakt tussen haar en de gemeente. Zo is de huurovereenkomst indertijd voorgelegd aan de gemeente. Verder heeft de raad zelf daaraan bijgedragen door de aanpassing van de kaart bij de Verordening. Dan gaat het niet aan dat de raad vervolgens op 12 oktober 2020 een motie aanneemt die de komst van een speelautomatenhal op deze locatie blokkeert.
Hoe het college tot zijn besluit is gekomen
Het college heeft aan zijn weigering ten grondslag gelegd dat de haven van Scheveningen volop in ontwikkeling is. De visserij, havengebonden dienstverlening/ offshore support, watersport en vernieuwingen op bijvoorbeeld het gebied van scheepvaart en waterbeheer staan hierbij voorop. Scheveningen Haven is te onderscheiden in verschillende deelgebieden. De planlocatie maakt onderdeel uit van het schiereiland tussen Tweede Haven (recreatiehaven) en Eerste Haven (beroepsvisserij) en is het deel van de droge ruimte, dat het sterkst het karakter van een havengebied verbeeldt.
Op basis van het economische beleid en de gemaakte afspraken in het Havenconvenant is de vestiging van verruiming van een speelautomatenhal/casino op de gevraagde locatie ongewenst. Een speelautomatenhal/casino in Scheveningen Haven doet afbreuk aan het onderscheidende karakter van de haven ten opzichte van Scheveningen-Bad. De maatschappelijke haalbaarheid van het project is door de aanvrager niet onderbouwd, aldus het college.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in de besluitvorming niet heeft gebaseerd op enig planologisch beleid. Verder is in het besluit niet toegelicht in welke opzichten de ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag niet deugdelijk is. Hierin is aangegeven dat de gebruikswijziging van kantoor naar speelautomatenhal geen significant effect heeft op de verkeersafwikkeling in het gebied en daarmee geen negatieve effecten veroorzaakt op de leefbaarheid in het gebied. Daarnaast is in deze ruimtelijke onderbouwing vermeld dat de verwachting is dat de theoretisch toename van de parkeerdruk op te vangen is in de huidige aanwezige openbare parkeervoorziening en de feitelijk de parkeerdruk op het openbaar terrein niet of nauwelijks zal toenemen.
Ter zitting heeft het college bovendien erkend dat de stelling, dat door de verkeersaantrekkende werking van de speelautomatenhal de bereikbaarheid en verkeersafwikkeling in het geding zouden komen, niet gebaseerd is op enig verkeerskundig onderzoek. Het besluit is onvoldoende gemotiveerd.
Volgens vaste rechtspraak moet voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel worden voldaan aan drie voorwaarden. Allereerst moet het gaan om een toezegging of een uitlating die de burger mag opvatten als een toezegging. Ten tweede moet de toezegging of uitlating zijn gedaan door het bestuursorgaan zelf, of door een persoon van wie de burger redelijkerwijs mocht aannemen dat die de huidige opvattingen van het bevoegde bestuursorgaan weergaf. Als derde stap moet een afweging worden gemaakt tussen de belangen van de persoon aan wie de toezegging is gedaan, de belangen van derden (zoals omwonenden of concurrenten) en de belangen van de samenleving.
Gelet op de gedragingen van zowel de raad als het college en gelet op de omstandigheid dat dat de burgemeester eiseres 2 relatief kort tevoren een kansspel- en exploitatievergunning heeft verleend voor haar locatie mocht eiseres 2 naar het oordeel van de rechtbank de gerechtvaardigde verwachting hebben dat haar aanvraag om een omgevingsvergunning zou worden gehonoreerd. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. De beroepen zijn gegrond. De gemeente zal een nieuw besluit moeten nemen.